Vandaag werden de resultaten van de bevraging “gezinsvriendelijke gemeente” van de Gezinsbond voorgesteld. Ongeveer 10.000 gezinnen hebben hun mening gegeven. Het thema ‘verkeersveiligheid en mobiliteit’ blijkt het derde belangrijkste thema te zijn voor een goede levenskwaliteit. Op de eerste plaats staat ‘school en opvang’, gevolgd door ‘vrije tijd en samenleven’. Beide thema’s hebben in de praktijk natuurlijk ook veel te maken met verkeer en mobiliteit. Als we naar de tevredenheidsscores kijken, blijkt mobiliteit echter helemaal onderaan te bengelen. De belangrijke conclusie is dus dat mobiliteit weliswaar als zeer belangrijk wordt ervaren, maar dat het ook de meeste aanleiding geeft tot ontevredenheid bij de respondenten. Er is nog veel werk aan de winkel dus. De Gezinsbond zet bovenaan de lijst van aanbevelingen voor de lokale besturen dan ook terecht: “investeer in het verkeer”.
Een niet mis te verstane boodschap. Voor verplaatsingen binnen de gemeente gaven gezinnen een duidelijk signaal dat de dominantie van het autoverkeer niet meer evident is. Dat is een droom voor lokale beleidsmensen die willen gaan voor een duurzaam mobiliteitsbeleid in hun eigen omgeving, zo lijkt me. Concreet gaf amper de helft van de respondenten aan tevreden te zijn over maatregelen die men neemt voor voetgangers en fietsers, waarbij zowel veiligheid, kwaliteit als circulatie voor verbetering vatbaar is. Toch even opletten want mensen vragen expliciet naar veiligere fiets- en voetpaden. Dat is een begrijpelijke reflex, maar daarom niet altijd en overal de meest aangewezen oplossing. Je moet immers de vraag durven stellen of een fiets- of voetpad nodig is, dan wel of een autovrije of -luwe zone nodig is. Waar geen auto’s zijn, is de straat van de voetganger en fietser, en heeft die geen apart metertje nodig waarop hij of zij mag bewegen.
Het is eigenlijk ver gekomen. We zouden haast blij moeten zijn dat we een fietspad mogen krijgen naast de plaats van koning auto?! Het is belangrijk dat beleidsmensen niet deze snelle probleem-oplossing reflex hanteren. Investeren in het verkeer doe je best wijs. Wat gezinnen belangrijk vinden is eigenlijk het toepassen van het STOP-principe in de praktijk. Voorrang geven aan stappers en trappers doe je niet door ze een eigen pad te geven. Daarmee zet je in het beste geval ze gewoon naast de andere modi. Op sommige plaatsen doet een fiets- of voetpad wonderen. Maar voor wie echt rekening wil houden met de vraag van duizenden gezinnen, is er een duidelijke regel. Die is: in verblijfsgebieden moet de auto zich aanpassen aan de mens, niet de mens aan de auto. Een goed en kwaliteitsvol netwerk en infrastructuur voor fietsers en voetgangers, dat is service bieden op maat van het gezin.
Naast de vraag voor aandacht voor langzaam verkeer was minstens even opvallend dat een kwart van de respondenten aangeeft geen mening te hebben over de spreiding van het openbaar vervoer. Beleidsmensen moeten dus niet alleen nog meer durven gaan voor autovrije en –luwe kernen, voor goede en goed onderhouden netwerken voor langzaam verkeer (zoals het kindlint), maar ook voor goed en betaalbaar openbaar vervoer. Beleid maken is in financieel moeilijkere tijden meer dan anders een kwestie van keuzes maken. Maar duizenden gezinnen hebben die keuze al gemaakt en laten weten via deze enquête. Binnenkort is het aan de nieuwe mandatarissen om het verschil te maken. Ze weten nu al hoe de gezinnen hebben gekozen. Laat hun stem een duidelijke boodschap zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen in het najaar. Wie in oktober wil scoren, weet nu al wat hij of zij als ambities moet blootgeven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten